Een beetje
uitgelaten stap ik de bus in. Ik klungel wat met m’n gitaar die net tussen de
stoeltjes past. Ik haal een paar keer diep adem, terwijl ik door het raam naar
de mooie Haarlemse huisjes kijk. De zon schijnt, het is heerlijk weer. Ik zou
wel in een bootje willen rondvaren op het Spaarne. Witbiertje in m’n hand,
gedachtes in de wind. Even overdenken wat ik vandaag weer heb gezien, wat me is
verteld en wat ik heb gezongen. Want wat is het toch een bijzonder project waar
ik aan mee mag doen, zo anders dan mijn dagelijkse werk, zo’n ander gevoel als
wanneer je van een podium afstapt. Dit is de eerste keer dat ik iemand app dat
het heftig was. Toch heb ik blijkbaar nog wel genoeg energie om de jonge
buschauffeur te vragen of hij zo ook de zon in mag. Hij moet nog tot zeven,
verzucht hij, maar zet toch redelijk vrolijk weer zijn zonnebril op.
Dat gevoel van ‘pffff’ in combinatie met ‘wauw wat fijn’,
wat zijn daar de literair verantwoorde beschrijvingen voor? Na een eerste
pittige week op mijn fantastische nieuwe baan, een heerlijk optreden in het Dr.
Sarphatihuis met Franse band, de operatie van mijn schoonmoeder, het overlijden
van de vader van een goede vriendin en oh ja, een geweldige baby, kom ik nu
niet verder dan: biertje? Ik wist niet dat zingen voor zieke oude bekenden en
het weerzien van patiënten die al langer op de intensive care liggen zo binnen
zou komen. Beetje naïef wellicht, maar eerlijk gezegd vind ik het achteraf
vooral heel mooi en dankbaar dat ze hun verhalen met we wilden delen: ze vertelden
me waarom ze hier zijn, maar vooral waar ze hiervoor allemaal mee bezig waren,
over kleinkinderen en vrienden en vooral dat het echt goed gaat komen.
Er is ook één vrouw die liever haar ogen dicht doet
terwijl ik speel. Interessant is dat wanneer patiënten liever wil dutten dan
actief luisteren, zij zich hier meestal voor verontschuldigen of het minstens
willen uitleggen. “Ik vind het wel fijn als je speelt, maar anders zijn het te
veel prikkels.”, “Ik heb erg last van mijn ogen.” of “Heel fijn als je speelt,
maar ik ben wel heel erg moe en val dus misschien in slaap.”. Maar ik – en
volgens mij al mijn medemuzikanten die voor MuzIC spelen – vinden dat helemaal
niet erg. We zijn hier voor de patiënten en voor de IC-verpleegkundigen, en als
zij het fijn vinden om ondertussen weg te dromen of de administratie te doen,
dat is dan helemaal prima. Toch krijg ik van de jonge man die in het
naastgelegen bed ligt een applaus. Hij is misschien net zo oud als ik en dat
raakt me. Op verzoek speel ik nog een nummer voor hem en de vrouw die naast hem
zit.
De nuchterheid en de humor van de IC-verpleegkundigen
zorgen ervoor ik deze middag meerdere keren moet lachen in plaats van tranen
wegslikken. In de koffieruimte hebben we het over nummers die normaal gesproken
heel gezellig zijn, maar toch echt niet geschikt voor op de IC. Je zou bijna
denken, wie werkt er therapeutisch voor wie? En volgens mij maakt dat ook
helemaal niet uit. Ik zing gewoon een liedje als de patiënten dat fijn vinden,
en als ook de verpleegkundigen zeggen dat ze meegenieten dan is dat
fantastisch, en als iemand liever slaapt dan naar mijn gepingel te luisteren
dan is dat ook goed. Wanneer ik op het podium sta, ben ik uitbundig en zorg ik
met mijn medemuzikanten voor een Frans feestje. Voor mij was dit vandaag een
klein emotioneel feestje: jolige verpleegkundigen, welbespraakte patiënten en
een hyperactieve muzikante die heel braaf gevoelige liedjes te horen brengt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten